Het onderzoek
De verpleegkundige plakt drie plakkers (elektroden) op uw lichaam. Daarnaast krijgt u een recorder mee ter grootte van een mobiele telefoon, de holter genaamd. U draagt dit holterkastje in een zakje om uw nek. De plakkers zijn met kabels aan dit kastje verbonden. Nu kan de holter uw hartritme registreren.
U ontvangt ook een holterdagboek waarin u noteert wat u tijdens het onderzoek heeft gedaan. U houdt bijvoorbeeld bij wanneer u gaat slapen en ontwaakt. Ook als u klachten ervaart, schrijft u deze op samen met het tijdstip van uw klacht. Naar aanleiding van uw dagboek kan de cardioloog onderzoeken of de klachten veroorzaakt worden door een ritme- of geleidingsstoornis in het hart.
Als de afgesproken tijd voorbij is, verwijdert u de plakkers van uw lichaam en gooit deze weg. U haalt ook de kabels uit het holterkastje. In het geval van wegwerpkabels hoeft u deze niet te bewaren. In geval van vaste kabels brengt u deze mee terug naar de kliniek.
De holter en het dagboek levert u in bij de centrumassistent in de kliniek. Het is belangrijk dat u het terugbrengt op de afgesproken dag en tijd, zodat wij uw metingen tijdig kunnen uitlezen en de holter kan worden meegegeven aan iemand anders.