085 – 303 86 20

Medische afkortingen

#

4F

Tetralogie van Fallot.
A
angeboren hartafwijking. Bij de ontwikkeling van het hart zijn 4 bouwfouten ontstaan. Het hart functioneert hierdoor niet goed waardoor het lichaam te weinig zuurstof krijgt.

6 MWT

6 minutes walk test / 6 minuten loop test.
Afstand die patiënten in 6 minuten wandelen maximaal kunnen afleggen. De afstand is sterk gerelateerd aan ernst en prognose van hartfalen (de normaalwaarde voor een gezonde oudere patiënt is ongeveer 650 meter).

A

AAI/AAIR

Nomenclatuur voor het type en/of de instelling van een pacemaker.
Bij een pacemaker met instelling AAI of AAIR vindt pacing en sensing alleen in de rechterboezem plaats.

ACEI

Angiotensine Converting Enzyme Inhibitor.
Geneesmiddel dat wordt gebruikt voor hartfalen, hypertensie en nierfunctiestoornissen.

ACS

Acuut Coronair Syndroom.
Ziektebeeld dat zowel het acute myocardinfarct met en zonder ST elevatie als instabiele angina pectoris (IAP) omvat.

AED

Automatische Externe Defibrillator
Draagbaar toestel dat wordt gebruikt bij een persoon met een circulatiestilstand, waardoor op een geautomatiseerde manier een elektrische schok wordt toegediend, indien VF of VT wordt geregistreerd.

 

AF / AFIB

Atriumfibrilleren.
Bij atriumfibrilleren is de hartslag onregelmatig en meestal te hoog.

AFlutter

Atriumflutter.
Een hartritmestoornis waarbij de linker- en rechterboezems van het hart snel samentrekken.

 

AM

Acuut Myocardinfarct.
Een acute levensbedreigende aandoening van het hart. Door afsluiting van een kransslagader stopt de bloedvoorziening naar een deel van de hartspier.

Ao

Aorta.
De grote lichaamsslagader. 

AoI

Aortaklepinsufficiëntie.
Een lekkende aortaklep.

AoS

Aortaklepstenose.
Een vernauwing van de aortaklep.

AP

Angina Pectoris.
Bij angina pectoris heb je pijn op de borst of hartkramp. De pijn treedt op als de hartspier te weinig zuurstof krijgt.

ARB

Angiotensine Receptor Blokker (Angiotensine II antagonist).
Geneesmiddel dat wordt gebruikt voor hartfalen, hypertensie en nierfunctiestoornissen.

ARVC

Arythmogene RechterVentrikel Cardiomyopathie.
Een zeldzame erfelijke hartziekte waarbij er een verhoogd risico is op ritmestoornissen door vervetting en verlittekening van de rechter en mindere mate linker hartkamer.

ARVD

Arythmogene Rechterventrikel Dysplasie (ook wel ARVC).
Aandoening van in eerste instantie voornamelijk de rechterkamer van het hart waarbij vervetting en aneurysmavorming optreedt. Gaat gepaard met plotse dood en ventriculaire tachycardie. Bij patiënten met ARVD wordt veelal gekozen voor implantatie van een ICD.

ASD

Atrium Septum Defect.
Een aangeboren hartafwijking. Er zit dan een gat in het tussenschot tussen de hartboezems.

ATP

Anti-tachy Pacing.
Functie van een ICD of pacemaker waarbij door korte pulsjes in de rechterkamer of -boezem een ventriculaire of atriale tachycardie kan worden beëindigd. Bij een ventriculaire tachycardie (VT) kan het circuit van de VT op deze wijze door de ICD worden onderbroken. Een ICD wordt meestal dusdanig geprogrammeerd dat bij een hemodynamisch stabiele VT er een programma van verschillende vormen ATP wordt afgegeven. Het voordeel is dat de patiënt hier meestal niets van voelt en de VT meestal succesvol wordt beëindigd. Er hoeft dan geen shock te worden afgegeven. Pacemakers beschikken soms over de mogelijkheid van atriale ATP. Dit kan behulpzaam zijn bij het beëindigen van een atriale tachycardie of atriumflutter.

AVA

Aortic Valve Area.
Aortaklepoppervlak.

AVNRT

Atrio-ventriculaire Nodale Re-entry Tachycardie.
Dit is een supraventriculaire tachycardie welke ontstaat in de AV-knoop. Bij patiënten met een AVNRT bestaat de AV-knoop uit een langzaam en een snel pad. Hierdoor kan na een extrasystole, in de AV-knoop zelf een cirkel (re-entry) tachycardie ontstaan. De tachycardie termineert vaak spontaan of na valsalva manoeuvre. Een AVNRT kan worden onderdrukt door medicatie die de AV geleiding vertraagt, zoals verapamil of een bètablokker. Eventueel kan gekozen worden voor een ablatie van het langzame pad.

AVR

Aortic Valve Replacement.
Aortaklepvervanging door een biologische prothese (over het algemeen varkensweefsel) of mechanische prothese.

AVRT

Atrioventriculaire Re-entry-Tachycardie, ook wel macro re-entry-tachycardie.
Vanwege een extra elektrische verbinding tussen atrium en ventrikel kan er een re-entry circuit ontstaan tussen atria, AV-knoop, ventrikels en de aberrante verbinding. Een dergelijke tachycardie kan orthodroom zijn (retrograde geleiding over de extra verbinding, antegrade AV geleding) of antidroom (antegrade geleiding over de extra verbinding, retrograde AV geleiding). Een voorbeeld van een AVRT is het WPW syndroom (zie daar). De extra verbinding is dan tijdens SR als pre-excitatie (deltagolf) zichtbaar op het oppervlakte ECG. De extra verbinding kan soms ook alleen retrograad geleiden. Op het ECG tijdens SR is de verbinding dan niet zichtbaar, want er is geen pre-excitatie. We spreken dan van een concealed bypass.

AVSD

Atrio Ventriculair Septum Defect.
Congenitale aandoening waarbij een defect bestaat op het niveau van zowel atria als ventrikels.

B

Biv-ICD

Biventriculaire Implanteerbare Cardiale Defibrillator.
Apparaat dat een implanteerbare cardiale defibrillator (ICD) combineert met cardiale resynchronisatie therapie (CRT). Bij patiënten met een Biv-ICD zijn in totaal 3 draden geplaatst. Één in het rechter atrium, één in de rechter ventrikel en één in de sinus coronarius (LV lead).

BMS

Bare Metal Stent.
Een stent zonder een laag medicijn.

BPPD

Benigne paroxysmale positie duizeligheid is een kortdurende draaiduizeligheid die ontstaat bij bewegingen van het hoofd en wordt veroorzaakt door een gruis in het evenwichtsorgaan.

C

CAG

Coronair Angio Grafie.
Een hartkatheterisatie.

CABG

Coronary Artery Bypass Grafting (Bypass chirurgie).
Hierbij worden vaatverbindingen aangelegd tussen de aorta en de coronairen om de vernauwing te overbruggen.

CARTO

3-dimensionaal electro-anatomisch mapping systeem.
Combineert anatomische informatie van MSCT of MRI met elektrofysiologische gegevens tijdens een ablatie.

CCS

Classificatie van de ernst van angina pectoris klachten volgens de Canadian classificatie Cardiovascular Society.

CCS I

Classificatie van de ernst van angina pectoris klachten volgens de Canadian classificatie Cardiovascular Society. Geen beperkingen in dagelijks functioneren. AP klachten pas bij forse inspanningen/ werk of sport.

CCS II

Classificatie van de ernst van angina pectoris klachten volgens de Canadian classificatie Cardiovascular Society. Lichte beperking van normale activiteiten. AP klachten bij bijvoorbeeld 2 trappen lopen.

CCS III

Classificatie van de ernst van angina pectoris klachten volgens de Canadian classificatie Cardiovascular Society. Duidelijke beperking dagelijkse inspanningen (AP klachten bij lopen van een enkele trap in normaal tempo).

CCS IV

Classificatie van de ernst van angina pectoris klachten volgens de Canadian classificatie Cardiovascular SocietyAP klachten bij minimale inspanningen.

CCU

Coronary Care Unit.
Hartbewakingsafdeling.

CI

Cardiac Index (zie Cardiac Output).

CMP

Cardiomyopathie.
Ziekte van de hartspier.

CO

Cardiac Output / Hartminuutvolume (in liter/ min).
Geïndexeerd naar lengte en gewicht spreekt men van Cardiac Index (CI).

COVID19

Coronavirus disease (coronavirus ziekte) ontdekt in 2019 die heeft geleid tot wereldwijde pandemie.

CPAP

Continuous Positive Airway Pressure.
Niet-invasieve beademingsondersteuning door middel van een afsluitend masker over neus en mond van patiënt. Door middel van continue verhoogde druk in de luchtwegen verbetert niet alleen de longcapaciteit, maar vermindert ook de afterload. Het wordt op de hartbewaking gebruikt bij patiënten met acuut hartfalen en bij patienten met Obstructief Slaap Apnoe Syndroom.

CRT

Cardiale Resynchronisatie Therapie, ook wel biventriculair pacing.
Vaak in combinatie met een ICD (CRT-ICD of biventriculaire ICD).

Cryo-ablatie

Elektrofysiologische ablatie procedure waarbij gebruik wordt gemaakt van lokale bevriezing. De elektrodetip wordt hierbij gekoeld tot ongeveer -70˚C.

CTA

CT angiografie.
Afbeelding van de coronairartirieen met behulp van CT.

CVA

Cerbro Vasculair Accident.
Beroerte t.g.v. bloeding of thromboembolus (stolsel) in de hersenen.

CVRM

Cardio Vasculair Risico Management.
Strategie om het risico op hart en vaatziekten te verkleinen door de risicofactoren te behandelen. CVRM wordt met name uitgevoerd door de huiarts (primaire preventie). Bij patienten die een hart- en vaatziekte hebben is de specialist verantwoordelijk (secundaire preventie.

CX Circumflex artery

CX Circumflex artery / CX Circumflex slagader. 
(Zie Ramus Circumflex (RCx)).

D

DAPA

Dapagliflozine (merknaam Forxiga) medicijn voor diabetes type 2 en hartfalen.

DCM

Dilaterende cardiomyopathie (DCM).
Bij DCM verslapt de hartspier, waardoor het hart minder bloed rond pompt dan normaal. De kans bestaat dat kleppen gaan lekken.

DDD/DDI(R)

Nomenclatuur voor het type en de instelling van een pacemaker.
Bij een DDD pacemaker wordt zowel in de rechterboezems als de rechterkamer gesensed en gepaced.

DES

Drug Eluting Stent.
Stents die een medicijn afscheiden.

DM-1

Diabetes Mellitus type 1.
Een auto-immuun aandoening waarbij de insuline productie tekort schiet.

DM-2

Diabetes Mellitus type 2.
Afgenomen gevoeligheid voor insuline van de lichaamscellen waardoor hoge suiker concentratie in het bloed.

D1 t/m D4

Diagonaal takken, aftakkingen van de LAD (RDA) richting het anterolaterale gedeelte van de linker ventrikel.

E

ECV

Elektrische cardioversie.
Via een elektrische schok wordt een te snel hartritme omgezet in een normaal ritme. 

ECG

Elektrocardiogram.
Een ECG is een hartfilmpje dat de elektrische signalen van het hart in een grafiek weergeeft.

EDV

Eind Diastolisch Volume.
De hoeveelheid bloed in de ventrikel aan het eind van de diastole.

EF

Ejectiefractie.
De maat voor de knijpkracht van je hart. 

EFO

Elektrofysiologisch Onderzoek.
Klinisch onderzoek dat wordt verricht ter evaluatie van AV-geleidingstoornissen en/of ventriculaire en supraventriculaire hartritmestoornissen.

EHH

Eerste Hart Hulp.
De spoedeisende hulp voor patiënten met acute hartklachten.

EOL

End of Life.
Term uit de pacemaker/ ICD wereld die aangeeft dat de batterij bijna leeg is en de pacemaker op korte termijn vervangen dient te worden.

EPD

Electronisch Patiëntendossier.

F

FFR

Fractionele Flow Reserve.
Cathetertechniek waarbij door middel van intracoronaire drukmetingen, de hemodynamische significantie van een stenose kan worden bepaald.

FRIMA

Free RIMA.
RIMA losgeknipt van de a. subclavia en als vrije bypass gebruikt. Wij spreken dan van een Free RIMA (zie RIMA).

FS

Fractional Shortening.
De verkortingsfractie van de linker ventrikel, dit is een maat voor de pompfunctie.

FVT

Fast (snelle) Ventriculaire Tachycardie.
Terminologie uit de ICD wereld. Als een ICD een snelle VT registreert, wordt vaak overgegaan tot therapie. Er wordt dan gekozen voor ATP of eventueel een shock.

G

GFR

Glomerular Filtration Rate / Glomerulaire filtratie snelheid.
Dit is een maat voor de nierfunctie, normaal > 60.

H

HCM

Hypertrofische Cardiomyopathie.
Bij HCM is een deel van de hartspier verdikt.

HOCM

Hypertrofische Obstructieve Cardiomyopathie
Als de hartspier verdikt is onder de aortaklep, waardoor het bloed niet goed naar de aorta kan stromen. 

HR

Hartritme.

I

IABP

Intra Aortale Ballon Pomp.
Tijdelijke mechanische ondersteuning van de hemodynamiek door diastolische counterpulsatie van een ballon in de aorta descendens. Hierdoor verbetert de perfusie van de coronairen en vermindert de afterload. Er bestaat een indicatie bij mensen met een (dreigende) cardiogene shock op basis van instabiele angina pectoris, na een myocardinfarct of na PTCA procedure en bij patiënten met ernstig hartfalen of acute mitralisklepinsufficiëntie. Een IABP kan via de arterie femoralis worden ingebracht en enkele dagen worden gebruikt.

IAP

Instabiele angina pectoris.
1. Angina pectoris (AP) in rust.
2. Recent ontstane AP bij normale dagelijkse activiteiten en/of frequent (>3x per dag) optreedt.
3. AP waarbij de klachten vaker, ernstiger, langduriger of bij minder inspanning optreden dan voorheen en al optreedt bij geringe dagelijkse activiteiten;
4. AP die optreedt binnen 2 weken na een myocardinfarct of PTCA.

IAS

Interatrial Septum.
De wand die de rechter- en linkeratrium van het hart van elkaar scheidt.

IVGS

Intraventriculaire Geleidingsstoornis.
Verbreed QRS complex, door aspecifieke ventriculaire geleidingsvertraging, niet volgens typisch RBTB of LBTB.

ICD

Implanteerbare Cardiale Defibrillator.
Een ICD is een apparaatje dat ingrijpt bij gevaarlijke hartritmestoornissen

ICU

Intensive Care Unit.
U wordt op de Intensive Care (IC) opgenomen wanneer een of meerdere lichaamsfuncties niet of onvoldoende functioneren.

IMT

Intima Media Thickness.
De dikte van de binnenste twee lagen (intima en media) van de wand van een slagader. Deze dikte kan gemeten worden, meestal in de halsslagader, met behulp van een echografie. Dit is een maat voor de aanwezigheid van atherosclerose (vaatwandvervetting).

IPL-infarct

Infero-postero-lateraal infarct.
Een infarct meestal ten gevolge van afsluiting van de RCA of RCX.

IVS

Inter Ventriculair Septum.
Het kamertussenschot.

IVUS

Intravascular Ultrasound.
Cathetertechniek waarbij met echografie in de coronair arteriën atherosclerotische plaques worden gevisualiseerd. Het kan ook behulpzaam zijn bij het evalueren van de juiste plaatsing van een stent.

L

LA

Linker Atrium. 
De linkerboezem. 

LAA

Left Atrial Appendage / Het linker hartoor.
Het linker hartoortje is een kleine uitstulping van de voorkamer van het hart zonder essentiële functie.

LAD

Left Anterior Descending coronary artery.
De grootste aftakking van de linkerkransslagader (zie RDA).

 

LAFB/LAHB

Linker anterior hemiblok.
Uitval van de anterior fascikel van de linker bundeltak.

LBBB/LBTB

Linker BundelTak Blok.
Volledige uitval van de linker bundeltak.

LCA

Linker Coronair Arterie.
Ontspringt uit de linker coronaire cusp (LCC) en splitst zich normaalgesproken in de LAD (ofwel RDA) en de Circumflex arterie (ofwel RCX).

LCC

Linker Coronary Cusp.
Onderdeel van de aortaklep en de oorsprong van de LCA.

LDL

Low Density Lipoproteine.
LDL zijn deeltjes in het bloed die zorgen voor het transport van cholesterol van de lever naar de weefsels. Hoe hoger het LDL, hoe groter het risico op hart- en vaatziekten.

LIMA

Left Internal Mammarian Artery.
Afsplitsing van de a. subclavia links. Deze verloopt achter het sternum en geeft kleine takken af naar sternum en ribben. Bij bypass chirurgie worden de kleine aftakkingen geklipt en wordt de LIMA als bypass gebruikt voor stenosen in de LAD en/of meerdere diagonaal takken.

LPFB/LPHB

Links Posterior Hemiblok.
Uitval van de posterior fascikel van de linker bundeltak.

LV

Linker Ventrikel.
De linkerkamer. 

LVAD

Left Ventricular Assist Device.
Mechanische ondersteuning van de hemodynamiek door middel van een pomp die tijdens een operatie in het hart wordt geplaatst. LVA D’s zijn tegenwoordig draagbaar en kunnen weken tot maandenlang gebruikt worden, voornamelijk in de wachttijd tot een harttransplantatie.

LVEDD

Linker Ventrikel Eind Diastolische Diameter.
Maximale diameter van de linker hartkamer bij maximale ontspanning.

 

LVEDP

Linker Ventrikel Eind Diastolische druk.

LVEF

Linker Ventrikel Ejectie Fractie.
Een normale LVEF bedraagt ca. 60%.

LVESD

Linker Ventrikel Eind Systolische Diameter.
Minimale diameter van de linker hartkamer bij maximale contractie.

LVH

Linker Ventrikel Hypertrofie.
Een toename van de massa van het linkerventrikel als gevolg van een toename in de wanddikte t.g.v.hoge bloeddruk, aortaklepstenose of cardiomyopathie.

LVSD

Linker Ventrikel Systolische Dysfunctie.

LVOT

Linker Ventrikel Outflow Tract.
Uitstroom traject (richting de aorta) van de linker hartkamer.

LVPW

Linker Ventrikel Posterior Wall.

M

MAP

Mean Arterial Pressure.
Gemiddelde bloeddruk (2x diastole + 1x systole) / 3.

MAZE

Eigenlijk geen afkorting, wordt soms kort gebruikt voor MAZE ablatie.
Dit is een procedure ter behandeling van atriumfibrilleren, waarbij een ablatie verricht wordt rondom de inmonding van de longvenen van het linker atrium.

MI

Mitralisklepinsufficiëntie.
Bij een mitralisklepinsufficiëntie lekt de hartklep tussen de linkerboezem en de linkerkamer van het hart.

MO 1 t/m 3

Margo Obtusis.
Aftakkingen van de ramus circumflexus van de linker coronair arterie. Deze voorzien in de perfusie van het laterale gedeelte van de linker ventrikel.

MPAP

Mean Pulmonary Artery Pressure.
Gemiddelde druk in de arteria pulmonalis: Komt overeen met (2x diastolische PAP + 1x systolische PAP) / 3.

MS

Mitralisklep Stenose.
Een mitralisklepstenose is een vernauwing van de hartklep tussen de linkerboezem en de linkerkamer van het hart.

MSCT

Multislice CT.
Wordt tegenwoordig steeds vaker gebruikt voor non-invasieve beeldvorming van de coronair-arterieen.

MVA

Mitral Valve Area.
Mitralisklep oppervlak.

MKP

Mitralis Klep Plastiek.
Reparatie van een mitralisklep bij mitralisklepinsufficiëntie of stenose. Bij dilatatie van de annulus wordt vaak een ring geplaatst.

MVP

Mitral Valve Prolaps / Mitralisklep prolaps.
Abnormaal doorbuigen van de mitralisklep, waardoor de klep niet meer goed sluit.

MVR

Mitral Valve Replacement / Mitralisklep vervanging.
Vervanging van de mitralisklep door een bioprothese of kunstklep.

N

NFS

Nierfunctiestoornis.
Bij nierfunctiestoornis is er sprake van een onvoldoende werkende nierfuncties.

Non STEMI

Non STEMI.
Bij een non-STEMI is de bloedtoevoer naar de hartspier eveneens verminderd, maar zonder dat de ST-elevatie zichtbaar is op het ECG.

NSVT

Non-sustained Ventrikel Tachycardie.
Ventriculaire tachycardie die korter duurt dan 30 seconden en waarbij geen sprake is van hemodynamische instabiliteit.

NYHA

New York Heart Association.
Classificatie die de ernst van de klachten voor patiënten beschrijft:
NYHA I: geen klachten.
NYHA II : klachten tijdens forse inspanning.
NYHA II : klachten tijdens matige inspanning.
NYHA IV : klachten in rust of bij lichte inspanning.

O

OHCA

Out of Hospital Cardiac Arrest.
Succesvolle reanimaties plaats na een hartstilstand buiten het ziekenhuis.

OSAS

Obstructief Slaap Apnoe Syndroom.
Ademstops tijdens het slapen die ontstaan doordat spieren tijdens de slaap ontspannen.

P

PAC

Prematuur Atriaal Complex, ook wel Supraventriculaire extrasystole, SVES.
De voorafgaande slag viel te vroeg, waardoor het interval tussen de vroege slag en de tromslag langer is dan normaal. Het hart krijgt meer tijd om zich met bloed te vullen en moet krachtiger samentrekken om die grotere hoeveelheid bloed weg te pompen.

PAF

Paroxysmaal Atriumfibrilleren.
Iemand met paroxismaal atriumfibrilleren ervaart aritmie in aanvallen.

PAH

Pulmonale Arteriële Hypertensie.
Geïsoleerde pulmonale hypertensie van alleen het arteriële vaatbed.

PAP

Pulmonary Artery Pressure.
Druk gemeten in de arteria pulmonalis.

PCI

Percutane Coronaire Interventie.
PCI is de algemene naam voor het behandelen van vernauwde kransslagaders met behulp van instrumenten op de punt van een katheter. 

PCWP

Pulmonary Capillary Wedge Pressure / Wiggedruk.
De wiggedruk komt overeen met de druk in de linker boezem.

PE

Pericard Effusie.
Pericardeffusie is de aanwezigheid van vocht in de pericardiale ruimte, tussen pariëtaal pericard en visceraal pericard.

PFO

Patent Foramen Ovale.
Bij 25% van de mensen sluit het foramen ovale niet (volledig) na de geboorte. Er kan dan bij valsalva manoeuvres een shunt van rechts naar links ontstaan.

PHT

Pulmonale Hypertensie.
Hypertensie van het arteriële en veneuze pulmonale vaatbed. Vaak secundair aan een cardiale oorzaak.

PHT

Pressure Half Time.
PHT wordt gedefinieerd als de tijd die nodig is om de drukgradiënt te laten afnemen tot de helft van zijn maximale waarde, en is een index van de ernst van de stenose.

PI

Pulmonalisklep Insufficiëntie.
Een aangeboren hartafwijking, wat zorgt voor een lekkende pulmonalisklep.

PJC

Prematuur Junctioneel Complex.

PLCX

Postero-Laterale tak van de ramus circumflex.
Een zijtak van een van de drie kransslagaders die voorziet in de doorbloeding van het posterolaterale gedeelte van de linker ventrikel.

PL-tak

Postero-Laterale tak.
Vertakking van de rechter coronair arterie of circumflex. In het laatste geval spreekt men vaak van de PLCX.

PM

Pacemaker.
De pacemaker is een apparaatje dat ervoor zorgt dat het hart in het juiste ritme blijft kloppen.

PMT

Pacemaker Mediated Tachycardia.
Snelle hartslag die door de pacemaker zelf wordt veroorzaakt en soms in stand wordt gehouden. Door aanpassing van de instellingen van de pacemaker kan het ontstaan van een PMT worden voorkomen en/of de PMT worden beëindigd.

POB

Pijn Op Borst.

PS

Pulmonalisklepstenose.
Een aangeboren hartafwijking waarbij de klep tussen de rechterhartkamer en de longslagader (de pulmonaalklep) vernauwd is.

PTCA

Percutane Transluminale Coronair Agioplastiek.
Dotterprocedure met of zonder stent plaatsing.

PVC

Prematuur Ventriculair Complex, ook wel Ventriculaire extrasystole (VES).
Bij PVC valt de voorafgaande slag te vroeg, waardoor het interval tussen de vroege slag en de tromslag langer is dan normaal. Het hart krijgt meer tijd om zich met bloed te vullen en moet krachtiger samentrekken om die grotere hoeveelheid bloed weg te pompen.

PVR

Pulmonic Valve Replacement.
Pulmonalisklep vervanging.

R

RA

Rechter Atrium.
De r
echterkamer.

RBBB/RBTB

Rechter Bundeltak Blok.
Volledige uitval van de intraventriculaire geleiding van de rechter bundeltak.

RCA

Rechter Coronair Arterie.
Ontspring uit de linker coronaire cusp (LCC) en verloopt in de rechter atrioventriculaire groeve. Voorziet voornamelijk in perfusie van de rechter ventrikel en onderwand. Vaak splitst de RCA in een posterolaterale tak (PL-tak) en de ramus descendens posterior (RDP). De RCA geeft vaak proximaal een tak af richting de sinusknoop.

RCC

Right Coronary Cusp.
Rechter aortaklep. 

RCx

Ramus Circumflex, ook wel Cx.
Afsplitsing direct na de hoofdstam van de linker coronair arterie. Voorziet in perfusie van posterieure en posterolaterale zijde van de linker ventrikel. De Cx verloopt in de linker atrio-ventriculaire groeve en geeft een aantal aftakkingen. De Margo Obtusis (MO) en posterolateraal (PLCX) takken.

RDA

Ramus Descendens Anterior, ook wel LAD (left anterior descending artery).
Het betreft de grootste tak van de linker coronair arterie. Deze verloopt in de voorste interventriculaire groeve en is verantwoordelijk voor de perfusie van het septum en de voorwand en anterolaterale zijde van het hart. Vanaf de RDA zijn er vertakkingen naar anterolateraal (Diagonale takken, D1, D2, D3 etc) en naar het septum (S1, S2, S3 etc). Vaak verloopt de RDA tot over de apex van het hart.

RDP

Ramus Descendens Posterior.
Betreft een aftakking van de rechter coronair arterie of circumflex en verzorgt de doorbloeding van het septum. Indien de RCA de RDP afgeeft spreken wij van een rechts dominant systeem. Indien de RCX de RDP afgeeft spreken wij van een links dominant systeem.

RF-ablatie

Radiofrequentie-ablatie.
Elektrofysiologische ablatie procedure waarbij gebruik wordt gemaakt van hoogfrequente radiogolven. De elektrodetip bereikt een temperatuur van ongeveer 50˚C.

RIMA

Right Internal Mammarian Artery.
Afsplitsing van de a. subclavia rechts. Deze verloopt achter het sternum en geeft kleine takken af naar sternum en ribben. Bij bypass chirurgie worden de kleine aftakkingen geklipt en wordt de RIMA indien mogelijk als directe bypass gebruikt voor stenosen in de RCA. Indien dit vanwege de lengte of kwaliteit niet mogelijk is wordt de RIMA losgeknipt van de a. subclavia en als vrije bypass gebruikt. Wij spreken dan van een Free RIMA (FRIMA).

RV

Rechter Ventrikel.
De rechterkamer.

RVH

Rechter Ventrikel Hypertrofie.
RVH is een toename in spiermassa van het rechter ventrikel van het hart.

RVOT

Rechter Ventrikel Outflow Tract.
Uitstroom traject (richting de arteria pulmonalis) van de rechter
 hartkamer.

S

SAM

Systolic Anterior Movement van de mitralisklep.
Bij hypertrofische (obstructieve) cardiomyopathie, of bij ziekten van de mitralisklep kan het voorste klepblad van de mitralisklep te veel naar het septum toe bewegen/worden gezogen. Hierdoor ontstaat (verdere) obstructie van het linker ventrikel outflowtract en mitralisklep insufficientie.

SBE

Systemische Bacteriële Endocarditis.
Systemische bacteriële endocarditis is een ontsteking van de binnenbekleding van het hart en de hartkleppen. Deze afkorting wordt bijvoorbeeld gebruikt in “SBE-Profylaxe”.

SEH

Spoedeisende Hulp.
Een gespecialiseerde afdeling van een ziekenhuis die erop gericht is ongeplande en dringende medische en verpleegkundige zorg te verlenen.

S-L delay

Septum to Lateral delay.
Echografische parameter om de dyssynchronie van de linker ventrikel te meten. Het betreft hier de tijd tussen de contractie van de septale en laterale wand. Bij een delay van meer dan 65 milliseconden wordt gesproken over dyssynchronie.

SR

Sinusritme.
Bij sinusritme trekt het hart zich samen door een elektrische prikkel.

STEMI

ST Elevatie Myocard Infarct.
In principe is een ST-elevatie myocardinfarct een indicatie voor spoed PTCA.

SVES

Supraventriculaire Extrasystole, ook wel prematuur atriaal complex (PAC).
Extra hartslagen die in de voorkamers ontstaan. 

SVG

Saphenous Vein Graft.
Veneuze bypass graft van de vena saphena magna.

SVT

Supraventriculaire Tachycardie.
Ritmestoornissen die ontstaan op plekken in het hart boven de ventrikels (kamers).

T

TEE

Transoesophageale Echocardiografie, ook wel OES of slokdarm echo.
Deze wordt voornamelijk verricht ter evaluatie van klepafwijkingen, atriumseptumdefect, overige congenitale hartziekten, bij verdenking op endocarditis en analyse naar eventuele cardiale emboliebron.

TI

Tricuspidalisklep Insufficiëntie.
Een TI is meestal fysiologisch. Met echocardiografie kan door deze fysiologische TI de gradiënt over de tricuspidalisklep worden gemeten. Aan de hand daarvan kan een schatting worden gemaakt van druk in het longvaatbed.

TIA

Transient Ischemic Attack.
Tijdelijk neurologische uitval t.g.v. thromboembolus in de hersenvaten.

TTE

Transthoracale Echocardiografie.
Een speciale sonde op uw borstkas wordt geplaatst om via geluidsgolven (echo's) het hart en de bloedsomloop in het hart in beeld te brengen.

TVP

Tricuspidalis Klep Plastiek.
Reparatie van een tricuspidalisklep bij ernstige tricuspidalisklepinsufficiëntie. Bij dilatatie van de annulus wordt vaak een ring geplaatst.

TVP

Tricuspidalis Klep prolaps.
Abnormaal doorbuigen van de tricuspidalisklep, waardoor de klep niet meer goed sluit.

TVR

Tricuspidalisklep Vervanging (Replacement).
De tricuspidalisklep is een van de vier hartkleppen. Bij een lekkende of vernauwde hartklep is het soms nodig deze te vervangen of repareren.

V

VCI

Vena Cava Inferior.
Onderste holle ader.

VCS

Vena Cava Superior.
Bovenste holle ader.

VES

Ventriculaire Extrasystole, ook wel prematuur ventriculair complex (PVC).
Extra hartslagen in de voorkamers en kamers.

VF

Ventrikelfibrilleren.
Een hartritmestoornis waar de hartkamers snel en chaotisch worden geprikkeld. Hierdoor trekken ze niet meer samen.

VO2 Max

Maximale zuurstof opname capaciteit.
Deze waarde wordt berekend bij inspanningstest met registratie van de ventilatie. Het is de meest nauwkeurige objectieve maat voor de ernst van patiënten met hartfalen.

VSD

Ventrikel Septum Defect.
Een aangeboren hartafwijking. Bij deze aandoening is er een gaatje in het tussenschot van de hartkamers van het hart.

VT

Ventrikel Tachycardie.
Bij ventrikel tachycardie slaan de kamers van het hart te snel.

VVI/VVIR

Nomenclatuur voor het type en/of de instelling van een pacemaker.
Bij een pacemaker met instelling VVI of VVIR wordt alleen in de rechterkamer gepaced en gesensed.

VV

Term uit de cardiale resynchronisatie therapie.
De tijd tussen pacing van optimalisatie de linkerkamer en de rechterkamerdraad (de VV-tijd) kan worden gevarieerd zodat het slagvolume van de linkerkamer, gemeten met echocardiografie het hoogst is. Het proces van optimaliseren van de VV-tijd noemen wij VV-optimalisatie.

W

WPW

Wolff-Parkinson White syndroom.
Syndroom van klachten van palpitatiessyndroom en een afwijkend ECG met een delta-golf voorafgaand aan het QRS complex (i.e. pre-excitatie). De klachten worden veroorzaakt door een macro-re-entrycircuit waarbij een extra verbinding tussen atria en ventrikels is betrokken. Zie ook AVRT.