Hoe gaat het in z'n werk?
Bij deze ingreep wordt door de cardioloog een slangetje via de polsslagader (en soms de liesslagader) ingebracht. Het slangetje (katheter) wordt opgevoerd tot vlak voor de kransslagader (coronairarterie).
Vanuit de katheter wordt een klein draadje (wire) opgeschoven in de coronairarterie, voorbij de vernauwing (stenose) wordt gepasseerd. Over de wire wordt een ballonnetje geschoven met daarom een stent. De ballon met stent wordt exact op de plek van de stenose gebracht. De ballon wordt vervolgens opgeblazen en de stent zal hierbij ontvouwen en de stenose wegdrukken. De ballon wordt leeg gezogen en verwijderd. De stent blijft achter in de coronairarterie. De coronairarterie is weer doorgankelijk en er treedt geen pijn op de borst meer op.