085 – 303 86 20

Ablatiebehandelingen

Ablatie bij boezemfibrilleren (ook wel: atriumfibrilleren)

Een ablatiebehandeling kan helpen bij ernstige hartritmestoornissen. Deze behandeling kan worden overwogen wanneer u klachten heeft van boezemfibrilleren en medicatie tegen deze ritmestoornis niet voldoende helpt of zorgt voor hinderlijke bijwerkingen. 

Behandeling bij ablatie

Bij hartritmestoornissen is de elektrische aansturing van het hart in de war geraakt.  
Het idee achter de ablatiebehandeling is dat de longaders een rol spelen bij het ontstaan of in stand houden van boezemfibrilleren. Boezemfibrilleren is vaak te verhelpen of te verminderen door bewust een litteken te maken rondom de inmonding van deze longaders.
Deze littekens dienen als een soort wegversperring voor elektrische impulsen die vanuit de longaders het boezemfibrilleren kunnen opwekken. De bloedstroom blijft hierbij intact, maar de prikkels die de aansturing van het hart verstoren worden geblokkeerd. Ableren gebeurt vaak via een katheterisatie.

Prognose van de behandeling

In het algemeen blijkt dat mensen die aanvallen van boezemfibrilleren hebben die vanzelf stoppen wat beter reageren op deze behandeling dan mensen bij wie het boezemfibrilleren niet vanzelf stopt. Bij de eerste groep is de kans dat boezemfibrilleren met een ablatiebehandeling verdwijnt ongeveer 70 procent, terwijl dit bij de laatste groep lager is, ongeveer 60%. Dit hangt onder andere ook af van uw leeftijd en de aanwezigheid van andere ziekten.

Voorbereiding

Voor ablatiebehandelingen werkt Cardiologie Centra Nederland nauw samen met ziekenhuizen in de buurt waar de ingreep plaats vindt. Eerst krijgt u een voorlichtingsgesprek met de cardioloog. Dit gesprek kan met een cardioloog van ons zijn of met een cardioloog in het centrum waar de ingreep plaatsvindt. 

Wanneer u op de wachtlijst voor de ingreep staat, zal voorafgaand aan de katheterablatie een scan (CT-scan of MRI-scan) plaatsvinden om de linkerboezem en de longaders in beeld te brengen. Daarnaast vindt een gesprek met de anesthesiologie plaats over de narcose omdat het maken van de littekens rond de inmonding van longaders pijnlijk kan zijn

Tijdens de katheterablatie

Voorafgaand aan het daadwerkelijk maken van de littekens rond de inmonding van de  longaders zijn voorbereidende handelingen nodig. Eerst wordt u onder narcose gebracht. Daarnaast wordt via de plasbuis een tijdelijke blaaskatheter ingebracht. Daarna moet er een toegang tot de bloedbaan gemaakt worden (meestal alleen bij de rechter lies). Ook moeten de katheters in de juiste positie gebracht worden en moet een kaart van de linkerboezem en de longaders gemaakt worden. Daarna worden de littekens om de inmonding van de longaders gemaakt. De meest gebruikte methodes hiervoor zijn radiofrequente energie (‘branden’) en cryoballon (‘vriezen’). Beide  methodes hebben zich goed bewezen en bieden een vergelijkbaar resultaat en risico op complicaties. Als dit klaar is wordt gecontroleerd of alle longaders elektrisch losgekoppeld zijn van het hart. Daarna worden alle katheters verwijderd en wordt er in de lies een speciale hechting aangebracht die er tot de volgende morgen blijft zitten. De ingreep duurt meestal drie tot vier uur. 

Risico’s en complicaties

Geen enkele behandeling is zonder kans op complicaties. Het is altijd erg belangrijk een goede afweging te maken tussen de voor- en nadelen van een behandeling. Er zijn enkele complicaties die verbonden zijn aan een katheterablatie. Er kunnen vooral blauwe plekken en nabloedingen in de liezen ontstaan. Daarnaast ervaart een deel van de mensen na een dergelijke behandeling pijn in de borst als gevolg van irritatie van het hartzakje. De kans op andere complicaties van een katheterablatie is klein, maar worden hier wel benoemd wegens de ernst ervan. Er kan op bepaalde plaatsen van de linkerboezem een gaatje in de wand ontstaan. Hierdoor hoopt er bloed op rondom het hart en wordt de hartfunctie belemmerd. Als gevolg daarvan daalt de bloeddruk en de patiënt voelt zich minder goed. Deze complicatie, die in ongeveer 1% van de behandelingen voorkomt, kan direct worden verholpen en heeft zelden gevolgen op lange termijn. De ernstiger complicaties zijn veel zeldzamer. Op de ablatiekatheter of op het verlittekende weefsel kunnen bloedklontjes ontstaan, die met de bloedstroom mee elders in het lichaam kunnen terechtkomen (zoals in de hersenen, wat een beroerte heet). Door tijdens de behandeling sterke bloedverdunners toe te dienen is de kans op een dergelijke complicatie heel klein. Ook kan door het branden met de ablatiekatheter schade ontstaan aan weefsels die rond het hart liggen. Dit kan ontstaan aan de longaders zelf, een zenuw naar het middenrif of aan de slokdarm. 

Nazorg

Na een ablatie blijft u één nacht in het ziekenhuis en kunt u in principe de volgende dag naar huis. De eerste uren na een ablatie voelt u zich soms wat misselijk of moe, maar dergelijke klachten verdwijnen meestal snel. De insteekopeningen in de liezen kunnen nabloeden en blauwe plekken geven. Soms is er een wat branderig gevoel op de borst na de ablatie. Het effect van een succesvolle katheterablatie hoeft niet direct merkbaar te zijn. Er zijn patiënten die de eerste weken tot maanden na de behandeling weer boezemfibrilleren hebben. Dit kan soms zelfs heviger zijn dan tevoren, terwijl dit vaak later weer verdwijnt. Een deel van de patiënten heeft een tweede procedure nodig. Van de gemaakte littekens tijdens de katheterablatie kan een deel soms herstellen. Daardoor kunnen ongewenste impulsen uit de longaders weer de linker boezem in en het ritme weer ontregelen. Een tweede procedure is vergelijkbaar met een eerste, waarbij meestal veel minder littekens hoeven te worden gemaakt. 

Waar vindt ablatie plaats?

Voor ablatiebehandelingen werkt Cardiologie Centra Nederland nauw samen met ziekenhuizen in de buurt.

 

Voor meer informatie over de achtergronden van boezemfibrilleren verwijzen wij u naar de folder “Boezemfibrilleren” van de Nederlandse Hartstichting.

Het is goed u te realiseren dat voor u persoonlijk de situatie anders kan zijn dan hier beschreven.